materiaal
|
|
frequentie f [Hz]
|
Bespreking
|
metselwerk 14 cm |
152 |
50 |
In de theorie zagen we dat de laagste frequentie waarbij
coïncidentie kan optreden gelijk is aan de grensfrequentie. Bij 50 Hz kan dus onder
geen enkele invalshoek coïncidentie optreden. De geluidisolatie wordt enkel bepaald
door de massawet. De vlakke golf die aan de
ontvangzijde van de wand ontstaat, vertoont dezelfde hoek t.o.v. de normale van de wand
als de invalshoek van de invallende golf. Het aandeel van de massawet overweegt t.o.v.
de geluidafstraling.
|
|
|
152 |
We krijgen coïncidentie indien de geluidgolf scherend invalt op de wand. De
geluidtransmissie is dan zeer groot. Wanneer echter een geluidgolf met deze
frequentie onder een schuine hoek invalt t.o.v. de wand, treedt er geen coïncidentie
op. De afstraling vanwege de trillende wand is bepalend voor de geluidisolatie.
|
|
|
500 |
Om coïncidentie te kunnen krijgen, moet de
geluidgolf invallen onder een hoek q = 33°. Op
dat moment is er spooraanpassing mogelijk tussen de invallende geluidgolf en de buiggolf
op de plaat.
Indien de golf invalt onder een andere hoek, zal er geen coïncidentie optreden. De
deeltjes aan de ontvangzijde bewegen dan ook veel minder heftig dan in het geval van
coïncidentie. De geluidisolatie is dus ook veel hoger. Bij deze frequentie is
de geluidafstraling van de wand bepalend voor de geluidtransmissie. De massawet is
te verwaarlozen t.o.v. de geluidafstraling.
We merken op dat de invallende golf gereflecteerd wordt op de plaat. Daardoor
krijgen we een ruitjespatroon te zien aan de invalskant.
|
hout 10 cm |
250 |
500 |
Dezelfde bemerkingen als voor metselwerk bij excitatie door
een geluidgolf met frequentie 500 Hz: demo coïncidentie: de golf moet juist
invallen onder een hoek q = 46°.
|
|
|
|
|