Een adequaat ontwerp is de meest verwaarloosde vorm van lawaaibeheersing. We vermijden hierbij het lawaaiprobleem reeds in de ontwerpfase van een werktuigmachine of installatie. De behoefte aan andere methodes voor lawaaibeheersing vermindert of verdwijnt. Ook bij lawaaibeheersing is voorkomen beter dan genezen !

Lawaaibeheersing door adequaat ontwerp kan gebeuren op drie manieren :

  1. aanwenden van geluidarme processen
  2. bestuderen van de inplanting
  3. voorzien van procedures voor lawaaibeheersing in een zo vroeg mogelijk stadium

 

Geluidarme processen :

Soms doet zich een keuze voor van productieproces of -methode.

Lawaai is niet de enige factor die we in beschouwing moeten nemen. Toch kan een bij installatie duurder, geluidarm proces op lange termijn goedkoper uitvallen, omwille van de achteraf vermeden hoge kost van lawaaibeheersing.
Steeds meer leveren fabricanten akoestische gegevens betreffende machines of installaties : op basis van het geluidvermogenniveau kunnen we dan een voorspelling maken van het te verwachten lawaai in de omgeving.

 

Inplanting :

Een goede inplanting is de belangrijkste manier van lawaaibeheersing door adequaat ontwerp.

De opbouw van een nieuwe industriële vestiging wordt door de onmiddellijke buren vaak met gemengde gevoelens onthaald, ook al is de kans op lawaai klein of onbestaand. Heel dikwijls hebben zij zicht op de achterkant of zijkant van de vestiging. Jammer genoeg besteden bedrijven veel aandacht aan de voorkant : dat geeft immers een goede indruk. Het is er dan ook relatief stil, hoewel daar de afstand tot de woningen vaak groter is. Tenzij de inplanting goed is voorbereid wat betreft lawaaibeheersing, vinden we aan de achterzijde van industriële vestigingen een opeenstapeling van nutsvoorzieningen en uitlaten (luchtcompressors, generatoren, condensors, klimaatregelingen, ventilatoren, ...), die regelmatig 's nachts werken. Komt daar dan bij dat de bewoners via hun slaapkamervensters niet alleen auditief maar ook visueel contact hebben met de bronnen van lawaai, en het lawaaiprobleem is zeer reëel. Op de figuur hieronder zie je een voorbeeld hiervan.
Visuele illustratie

images/inplanting.gif

Door die bronnen van lawaai zowel auditief als visueel af te schermen van de buren bereiken we twee doelen :
een objectieve reductie van het geluid
een subjectieve vermindering van het lawaai door "psychologische afscherming"

Het afschermen kan hoofdzakelijk op twee manieren gebeuren :

schermeffect van tussenliggende bedrijfsgebouwen
aanbrengen van akoestische schermen, eventueel met aanplanting

Tevens moeten we veel aandacht besteden aan grote ventilatieuitlaten : die hebben een grote directiviteit, en mogen dan ook niet gericht zijn naar de meest nabije woning. Een daling van het geluiddrukniveau met 10 dB of meer op de plaats van de ontvanger kan bekomen worden door een nauwkeurig ontwerp van grote ventilatieuitlaten : met andere maatregelen valt een dergelijke daling veel duurder uit.

Binnen de vestiging en zelfs binnen kantoorgebouwen gelden gelijkaardige regels. Beschouwingen omtrent productie geven uiteindelijk de doorslag bij de inplanting. Toch is het dan nog meestal mogelijk het lawaaiprobleem aanzienlijk te verlichten :
afstand bewaren tussen lawaaiproducerende zones en lawaaigevoelige zones
geluidarme zones (opslagplaatsen, ...) gebruiken als buffer
groeperen van lawaaiproducerende activiteiten : de zone waar lawaaibeheersing vereist is, verkleint

 

Zo vroeg mogelijk :

Een laatste manier van lawaaibeheersing door adequaat ontwerp betreft het tijdstip. We vermijden heel wat problemen door reeds bij de aanvang van een industriëel project procedures voor lawaaibeheersing te voorzien.

Indien de buren een geluid als hinderlijk ervaren, is de kans groot dat ze gaan ijveren voor lagere niveaus dan degene die ze aanvankelijk wel zouden aanvaarden.
Bijna altijd zijn maatregelen voor lawaaibeheersing goedkoper, als ze bij de aanvang worden uitgevoerd. Op de figuur hieronder zie je een voorbeeld hiervan.
Visuele illustratie
images/inrichting.gif Kantoren zijn gescheiden van de werkvloer door panelen bestaande uit metaal en glas. Metingen wijzen echter uit dat in de kantoren een daling van het geluiddrukniveau met slechts 1 tot 2 dB wordt bereikt. De panelen op zich vertonen wel goede geluidisolerende eigenschappen, maar door het ontbreken van een plafond vermindert het lawaai in de kantoren nauwelijks. Zonder hoge kost laten de structuur en inrichting van de bedrijfsruimte echter niet toe plafonds aan te brengen, om alzo de geluidisolerende eigenschappen van de panelen ten volle te benutten.
 

Een adequaat ontwerp is de minst spectaculaire, maar in vele gevallen de meest effectieve vorm van lawaaibeheersing.

 

© WERK, Vrije Universiteit Brussel