 |
Onderstellen we dat een gegeven geluidbron een geluid voortbrengt
d.w.z. de snel variërende geluiddruk doet ons trommelvlies trillen waardoor via ons oor
en zenuwstelsel in onze hersenen een geluidgewaarwording ontstaat. Een belangrijke factor
bij die geluidgewaarwording is de subjectieve geluidsterkte. Aan de hand
van geluidvoorbeelden onderzoeken we het verband tussen de geluiddruk en de subjectieve
geluidsterkte. |
|
|
Het is onze bedoeling de geluidsterkte van een geluid wiskundig te
beschrijven. De zelftest hierboven laat ons toe nu reeds enkele conclusies te formuleren :
 | de geluiddruk is in geen enkel geval een constante in de tijd, of het geluid met een in
de tijd constante dan wel variërende geluidsterkte wordt waargenomen ; |
 | de ogenblikkelijke waarde en zeer zeker de algebraïsch gemiddelde waarde van de
geluiddruk doen niets terzake (deze laatste is eventueel zelfs nul). |
Uit experimenteel onderzoek blijkt tevens dat het menselijk oor vrij ongevoelig is voor
de scherpe positieve en negatieve pieken van de geluiddruk, die zelfs afgesneden mogen
worden. |
|
|
|
|
© WERK, Vrije Universiteit Brussel |
|